Droombeweging
Bas van Putten
13 april 2022
De Nederlandse componist Joep Franssens (Groningen, 1955) trok in de jaren negentig de aandacht met een paar vreemd mooie orkestwerken: Echo’s, Phasing en Sanctus. In de context van het Nederlandse muziekleven waren het totaal incourante stukken, geïnspireerd door een breed scala van muzikale voorbeelden van Bach tot Ligeti, Steve Reich en symfonische rock. Subsidiënten en critici hoorden het toen graag een beetje kruidiger, weerbarstiger, minder mooimooi. Zoals het eigenheimers in de kunst betaamt begreep Franssens daar niets van. Hij was zo weerloos schoonheidszoekend als zijn stukken. Zijn latere Harmony of the Spheres voor koor en orkest liet zich bij oppervlakkige kennisname makkelijk wegzetten als new age of nieuwe spiritualiteit, al was het dissonanter, interessanter en dieper dan het zich in zijn kathedrale onbeweeglijkheid voordeed.
Maar het muziekklimaat ontspande en Franssens vond voor zijn koor- en orkestmuziek gekwalificeerde verdedigers als de Est Tõnu Kaljuste, dirigent uit het verlaten land van de mentaal verwante Arvo Pärt. In Nederland kreeg hij rugdekking van de geweldige pianist Ralph van Raat, die al twee decennia muziek van Franssens speelt en Franssens’ ‘dwarse, radicale en authentieke zoektocht naar een hemels fraai geluid’, zoals hij het noemt, een volwaardige plaats in het Nederlandse klanklandschap bezorgde. Een nieuwe dubbel-cd met pianowerken beklinkt hun verbond.
Van het pianoconcert Journey under Brilliant Skies (2015-2020), de Three Etudes (2019) en Old Songs, New Songs (1988) is alleen het laatste niet geschreven voor Van Raat. Het was Van Raat die de componist achter de vodden zat tot hij in 2015 toch dat pianoconcert schreef, een genre dat Franssens als competitieve vorm innerlijk vreemd is, en dat bij hem dus nooit tot een gewoon concert kon leiden. Solist en orkest, het Gelderse Phion onder Otto Tausk, rollen zij aan zij verbijsterend welluidend en sereen dezelfde kant op. Anderen zien harmonie ontstaan uit een geënsceneerd conflict met monsters en demonen. Niet Franssens. De ziel, vindt hij, toont zich alleen in rusttoestand geheel, en dat proces naar catharsis wil hij niet met geforceerde onrust saboteren. En hij heeft alle tijd. In het langzame middendeel laat de piano lang op zich wachten. Als hij komt, klinkt hij als een verre herinnering aan de intiemste ogenblikken van een Brahms-concert.
Alleen de titel is vreemd, Journey under Brilliant Skies. Dit is het paradijs onder een stolp van melkglas. Al het licht is gefilterd. Zo klinkt een vlucht uit de wereld die de drie Etudes in weerwil van hun militante titel niet hardhandig terugveroveren. Etudiaans in de traditie van Chopin tot Ligeti zijn ze nergens. Het zijn half dromende, verzaligde perpetuums waarin virtuositeit ondergeschikt wordt gemaakt aan de ongebroken franssensiaanse droombeweging. Dit is zoals Franssens thuis aan de piano improviseert, met Rachmaninov-akkoorden die sereen bedachtzaam transcenderen naar hun postmodern spirituele gedaante. Ik zag de componist eens op de snelweg rijden. Hij reed tachtig. Ik weet zeker dat hij dacht dat het snel was. Daar dacht ik aan toen ik dit hoorde. Andere wereld, ander levensritme. Zo wil Franssens het, en daar heeft hij in zijn tedere schoonheidsdrang het volste recht toe.