Harmony of the Spheres, door het Nederlands Kamerkoor
16-11-2002
Frits van der Waa
Harmony of the Spheres, van Joep Franssens, door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Tonu Kaljuste, 14 nov 2002, De Doelen, Rotterdam.
Tweeduizend jaar geleden meenden de muziektheoretici, dat de toonladder een weerspiegeling was van de tonen die de planeten voortbrachten: de harmonie der sferen. Er waren toen nog maar zeven planeten, inclusief Zon en Maan. Intussen zijn er heel wat planeten bijgekomen, terwijl ook de aardse toonschaal is uitgedijd van zeven naar twaalf tonen, wat tot fascinerende, maar om eerlijk te zijn niet altijd even oorstrelende resultaten heeft geleid.
Dat componist Joep Franssens het grote koorwerk waaraan hij zeven jaar gewerkt heeft Harmony of the Spheres heeft genoemd is dan ook niets minder dan een credo. Welluidendheid is zijn streven. Hij heeft niets tegen die twaalf tonen per octaaf, maar wel iets tegen de gewoonte ze allemaal tegelijk te gebruiken.
Het werk, dat donderdag in de Rotterdamse Doelen eenmalig werd uitgevoerd door het Nederlands Kamerkoor, duurt een uur, heeft vijf delen en is symmetrisch van opbouw. De teksten, gekozen uit Spinoza’s ethica, zijn onverstaanbaar, maar werden hier aangeboden in fraaie beeldprojecties.
Het openings- en het slotdeel, waarbij de zangers aan weerszijden van het publiek in de zaal staan opgesteld, doen met hun voortdurend vervloeiende harmonie enigszins denken aan de koormuziek van Ligeti. Franssens stapelt hier de intervallen zodanig op elkaar dat de overgangen naar een nieuwe toonsoort met enige wrijving gepaard gaan.
In de tussenliggende delen gaat het kalmer toe. Het omvangrijke centrale deel, opgeluisterd met de iriserende klank van vijf strijkers, valt zelfs op door een knap volgehouden stasis, die dan vrij abrupt plaats maakt voor beweeglijker muziek en een crescendo dat uitmondt in een juichend majeur, waarbij de stemmen driftig langs elkaar schuiven.
Deel twee klinkt naar verhouding orthodox, en deel vier doodgewoon archaпsch. Het opent in Palestrina-stijl, en gaat dan over in een braaf soort litanie die doet denken aan de huisvlijt van een willekeurige kerkkoordirigent. Het is harmonie zonder dissonanten, en daarmee even vlak als licht zonder schaduw.
Deze zwakke passage ten spijt toont Franssens niet alleen te beschikken over een scherp oor, maar ook over een muzikaal timmermansoog. En dankzij het Kamerkoor kregen alle sferen van zijn universum gloedvol gestalte.