Hoe God terugkeerde in de hedendaagse muziek
Vrij nederland 15-08-2009
Annet Maseland
Hoe god terugkeerde in de hedendaagse muziek
Intro
Door Annet Maseland
Een student compositie schrijft een brief aan componist Joep Franssens. Ze wil graag wat lessen bij hem nemen. In de Nederlandse hedendaagse kunstmuziek mist ze de emotionele, harmonieuze muziek die het hart raakt.
Franssens is blij met de brief. Serieuze aandacht bleef lange tijd uit voor de componist, een van de weinige in Nederland die spirituele hedendaagse muziek maakt. Met het geloof als belangrijkste inspiratiebron, of dat nou new age, katholiek of Russisch-orthodox is, zoeken de componisten naar muziek die het hogere verklankt. Gregoriaanse motieven, hemelse koorstukken, lange tonen en uitgerekte melodieën, werken in op het gemoed van de luisteraar. De een raakt ervan in trance, de ander krijgt een kriebelig gevoel.
De eenvoudige, gevoelige muziek staat haaks op de complexiteit en vernieuwingsdrift van de avant-garde uit de vorige eeuw. Als conservatoriumstudent vertrok Joep Franssens bij leermeester Louis Andriessen, omdat hij niet kon werken volgens de dogma’s van de moderne muziek, waarin vooral het zoeken naar de juiste dissonanten belangrijk was. Franssens muziek werd ‘te welluidend’ bevonden en de braakliggende emoties van zijn spirituele muziek klonken verdacht. Het gevolg: steeds minder opdrachten en subsidies. Het wereldje van de serieuze muziek is piepklein. Eén jaar op de reservebank worden er voor je het weet twintig. En dat gaat iemand die leeft voor zijn muziek niet in de kouwe kleren zitten. Het praten erover emotioneert hem.
Maar nu is het tij gekeerd. De nieuwe generatie musici, zoals de jonge pianovirtuoos Ralph van Raat, begrijpt Franssens muziek wél en zet het op zijn repertoire. Eind vorig jaar ging Grace in première bij de Zaterdagmatinee van het Concertgebouw, uitmondend in een documentaire dit voorjaar bij de NPS over zijn werk. In Grace rijgen de hartverscheurende klanken zich aaneen tot één grote, intens emotionele meditatie. Een jubelzang op de menselijke emotie, noemt hij het zelf. ‘Nu kan niemand meer om Franssens heen,’ concludeert NPS-presentator Hans Haffmans plechtig. Joep Franssens zelf kan het nog niet geloven.
Mooi en hedendaags. Dat lijkt een contradictio in terminis sinds de komst van de avantgardistische piep-knormuziek, gemaakt voor een minstens zo avantgardische inner circle. De gemiddelde muziekliefhebber keert zich al snel af van de ingewikkelde bouwwerken waarin schoonheid en sensualiteit er niet meer toe doen. Muziek moet vernieuwend zijn en vooral de muziek zelf vooruit helpen. Of zoals Stockhausen zei: ‘Ik gooi de oude muziek weg.’
‘Het muziekleven werd gedomineerd door strengheid,’ blikt Jan de Kruijff terug. De webmaster van Musicalifeiten.nl maakte de na-oorlogse avantgardisten als muziekcriticus van onder meer Luister, van dichtbij mee. Muziek met de rekenlineaal noemt hij het. ‘Je had de atonale, seriële muziek van Schönberg. Stockhausen kwam met zijn elektronische muziek. Hoera, een octaaf logaritmiseren in 31-en. Zo had hij ineens de beschikbaarheid over veel meer tonen. Verdomd leuk om te maken, maar allesbehalve leuk om naar te luisteren.’
Dat er een tegenreactie zou komen, verbaasde niemand. Maar wie had verwacht dat die zou komen uit de hoek van het geloof, juist op het moment dat God morsdood was verklaard? De wieg van de nieuwe religieuze muziek staat dan ook niet in het moderne Westen, maar in Oost-Europa. De ontmanteling van het communisme bleek essentieel voor de opkomst van de stroming. De Est Arvo Pärt kwam in de jaren 80 als eerste bovendrijven als roerganger van de groep, die de geuzennaam de God Squad kreeg.
Pärt werd beïnvloed door de minimalisten en voegde daar Oost-Europese mystiek aan toe. Een zelfde eenvoudige stijl met minimale klankverschuivingen hanteert de Poolse Henryk Gorecki, wiens Symfonie van Klaagzangen een van de bestverkochte klassieke albums van de laatste decennia werd.
In het Westen kreeg het werk van de Schotse James MacMillan en de Engelse John Tavener, die tot dan toe in geïsoleerde afzijdigheid van de avantgarde hadden doorgecomponeerd, ineens momentum. En de olievlek spreidt zich steeds verder uit.
Terwijl een religieuze componist als Arvo Pärt beïnvloed werd door het minimalisme, gebeurde in Amerika precies het omgekeerde. De minimalisten van het eerste uur Steve Reich en Philip Glass beginnen openlijk te praten over hun spirituele inspiratie en zetten zich aan het schrijven van religieuze werken. Reich kwam met Tehillim (Hebreeuws voor psalmen). Het boeddhisme werd een belangrijke inspiratiebron voor Glass. Holy Minimalism is geboren, een wereldwijde stroming, waartoe ook componisten als Erkki-Sven Tüür, Gyja Kantsjeli en Peteris Vasks worden gerekend.
Terwijl de critici niet goed weten wat ze aan moeten met deze Nieuwe Eenvoud, groeit het enthousiasme bij het publiek. Een woordvoerder van het klassieke-muzieklabel Naxos vertelt dat de nieuwe spiritualiteit de niche definitief voorbij is. ‘Het is tegenwoordig een belangrijk deel van onze omzet in klassiek. James Macmillan’s Seven Last Words is de klassieke hit van dit jaar. Het spreekt juist ook de niet-gelovige muziekliefhebber aan. ‘
Aan de publieksreacties merkt radiosamensteller Stephan Aerts van Avro Radio 4 dat componisten als Arvo Pärt en Peteris Vasks goed vallen. ‘Wij noemen dat muziek die de mensen mooi vinden. Het is hedendaags, maar toch toegankelijk. Daarom draaien we ze regelmatig bij Maartje van Weegen in de ochtend, in tegenstelling tot de wat moeilijkere hedendaagse muziek.’
Melodie
De Britse orthodoxe priester en componist Ivan Moody leerde het componistenvak van John Tavener. Hij leerde het aantal noten terug te brengen tot het strict noodzakelijke, het zo simpel mogelijk te houden. ‘Nu vind ik de term Holy Minimalism wel erg kort door de bocht, maar een minimale atmosfeer werkt inderdaad heel goed om religieuze gevoelens over te brengen. Religieuze muziek gaat over schoonheid, over hoop. Ik wil met mijn composities niet zozeer mensen bekeren tot het geloof, maar een gevoel van oneindigheid en tijdloosheid overbrengen. Vat je dat soort gevoelens in muziek, dan kun je niet buiten mooie tonen, en zelfs niet buiten een melodie, al is die nog zo langzaam en vaag omlijnd. Met atonale muziek bereik je de harten van mensen niet.’
De Kruijff noemt het minimalisme met gevoel. ‘Bij een minimalist als Terry Riley bekruipt je de gedachte: dat kan ik op mijn computer ook. Zonder hasj is het moeilijk om daar geboeid lang naar te luisteren. Steve Reich is verder gegaan. Ook de andere religieuze componisten hebben het gevoel weer teruggehaald.’
Een ander gemeenschappelijk punt van de nieuwe spirituelen is dat ze publiekelijk praten over hun geloof in God, de kosmos of in de nieuwe tijd. Dat is even wennen. ‘Muziek is een sacrale ruimte van de klank, het is de mystieke gewaarwording van een alomtegenwoordig religieus aura,’ zei Sofia Goebaidoelina in een interview in NRC Handelsblad aan Rob Zuidam.
Mooi, maar dan nog
In hun openlijke geloofsbelijdenis schuilt het gevaar dat de musici worden afgedaan als zwever, godsdienstfanaat of in het geval van de Russische Goebaidoelina, als magisch kruidenvrouwtje, voor wie de muzikale kwaliteit er minder toe doet. Maar dat is niet terecht. ‘Dat doet afbreuk aan haar vakmanschap en intelligentie en aan haar fenomenale instinct voor het opzetten van een elektriserend muzikaal betoog,’ vindt NRC-essayist Rob Zuidam.
Wanneer het gaat om de artistieke waarde staan de believers en non-believers in twee kampen tegenover elkaar. De non-believers bevinden zich vooral in het kamp van de critici, dirigenten en programmeurs. Als je de recensies leest, is het prijsschieten. Vooral John Tavener, die de gevoelige snaar niet schuwt, krijgt ervan langs. Zijn muziek is een ‘non-event’ en ‘quasi-diepzinnig’. Volkskrant-recensent Frits van der Waa: ‘Tavener zevert in Middeleeuwse toonladders met uitgerekt kerstkoor en grote trom.’
Ook de Poolse Gorecki wordt door veel insiders weggezet als te warm opgediende edelkitsch.
Criticus Jan de Kruijff krijgt de kriebels van zijn meest bekende stuk, de Derde Symfonie. Bij hem thuis nog maar een keer geluisterd naar dat beroemde middenstuk, waarin een Pools meisje, vlak voor haar terechtstelling door de Gestapo, bidt tot Maria. Dat komt binnen. Je voelt de doodsangst van het meisje en dan haar berusting, in die lange, kale eindtoon.
Maar bij De Kruijff gebeurt er van binnen niets. ‘Mooi hoor, maar het is allemaal wel erg gemakkelijk. Het ontbreekt er nog aan dat hij het nekschot erin componeerde waarmee het meisje om het leven werd gebracht.’ De categorie ‘mooi, maar dan nog’, daar kun je wat hem betreft de meeste religieuzen onder scharen.
Dan zegt De Kruijff enthousiast: ‘Er is een uitzondering. De koorwerken van Arvo Pärt vind ik wel heel goed.’ Hij pakt diens Te Deum erbij. ‘Er klinkt vierstemmig Gregoriaans, waardoor je je in een oud kerkje waant. ‘Pärt zet dat traditionele Gregoriaans boven stevig orkestwerk, een uitglijdend en boos orkest, wat het hedendaags maakt. Dat is knap gedaan. Het past in de traditie van de religieuze mystici, met hun zoektocht naar de hogere schoonheid.’
Een soortgelijk schouderophalend geluid als van Jan de Kruijff is te beluisteren bij Willem Hering, artistiek leider van het Asko|Schönberg Ensemble. In de archieven van hét podium voor hedendaags klassiek vind je iemand als Steve Reich wel terug, maar ontbreekt vooralsnog elk ander lid van de God Squad. Weerzin? ‘We hebben helemaal niets tegen religieuze muziek, we letten puur op de kwaliteit van de invididuele componisten, zegt Willem Hering. ‘Als we een interessant stuk ontdekken, zijn wij de eersten om het uit te voeren. Maar tot nog toe was dat niet het geval.’
Maar hoewel veel critici Holy Minimalism jarenlang afdeden als een kanttekening in de kantlijn van de hedendaagse kunstmuziek, is de stroming de laatste jaren de hype ontgroeid. Arvo Pärt is bijgezet in de rij belangrijke hedendaagse componisten. Op het RTE Living Music Festival in Dublin werd hij vorig jaar ingehaald als eregast. James MacMillan groeide uit tot een van de succesvolste hedendaagse componisten. Zijn Veni, Vidi, Emmanuel, een lofzang op Jezus Christus, een spektakelstuk voor slagwerk, werd ongeveer vierhonderd keer uitgevoerd, wat voor hedendaagse klassiek een uitzonderlijk aantal is. Dit voorjaar triomfeerde hij in het Concertgebouw met zijn Johannes Passie. Zelfs de meest verguisde van het stel, John Tavener, krijgt een wat serieuzere pers. Pierre Audi stak als een van de eersten zijn nek uit toen hij op het Holland Festival in 2005 Stockhausen naast Tavener programmeerde.
Kerkbanken
Terwijl de kerkbanken steeds vaker leeg blijven, groeit kerkelijke muziek aan populariteit.
Is religie minder dood dan we dachten? Hadden denkers als Marx, Comte en Weber het mis toen ze voorspelden dat de moderniteit en verlichting de godsdienst als vanzelf zou uitdoven? Ja en nee, zegt de Leidse hoogleraar godsdienstsociologie Meerten ter Borg. ‘Als er brand is, bidden we niet meer tot Maria, maar bellen we de verzekeringsmaatschappij.’ Toch noemt hij de desecularisatie allesbehalve een feit. ‘Een moderne maatschappij en godsdienst kunnen heel goed samen gaan. Kijk maar naar de Verenigde Staten.’
Nederland is wellicht een minder goede voedingsbodem voor religie of religieuze muziek dan elders, vermoedt Ter Borg. Hij verklaart dat uit de verzuiling en de krachtige tegenreactie van de babyboomgeneratie. ‘Elke gedachte aan god of kerk is jarenlang taboe geweest. De weerzin leeft bij sommige groepen nog steeds heel sterk.’
‘De jongere generatie heeft daar geen last meer van. Als ik twintig jaar terug op een feestje vertelde dat ik godsdienstwetenschapper was, deinsde het gehoor verschrikt achteruit: “Ik hoef niets over God te weten.” Nu zeggen ze: “Wat interessant”.’
Religie ligt in Nederland lange tijd gevoelig, heeft ook Joep Franssens gemerkt. ‘Musicoloog Elmer Schönberger noemde spiritituele muziek in een documentaire ooit niet-Nederlands. Hij betoogde dat spiritualiteit in Oost-Europa bijna als natuurlijk uit de maatschappij kwam bovendrijven. Dat het passend was bij iemand als Arvo Pärt. Maar dat het bij James MacMillan en John Tavener, en dat zou dus ook op mij slaan, niet voortkwam uit een natuurlijk proces. Hij verdacht ons van een vals bewustzijn. Hoe kan hij zoiets zeggen? Alsof Nederland geen religieuze traditie kent.’
Sterker nog, de mens is a priori een religieus wezen, met religieuze behoeften, volgens godsdienstsocioloog Ter Borg. ‘Dat zal altijd zo blijven. Religie is nooit weggeweest, hooguit een tijdje ondergronds gegaan. Wél verdwenen is het instituut. We hebben ons bevrijd van de dwang van de kerk en de dwang van de christelijke regels. Religie is geen heilig moeten meer; we zoeken het af en toe op, op momenten dat we het nodig hebben. En dat doen we op alle mogelijke manieren: in collectieve devoties in een voetbalstadion of alleen thuis, bij een concert van Guus Meeuwis als hij het lied “Geef mij je angst” zingt of stil luisterend naar een klassiek stuk, waarbij je een gevoel bekruipt dat het menselijke te boven gaat.’
We zoeken dat ‘iets’ dus meer bij de muziek. Joep Franssens kan zich er helemaal in vinden. ‘Muziek is het ideale transportmiddel voor de universele taal van de kosmos.’ Hij leest het ook af aan de reacties die hij krijgt op zijn werken. ‘Die maken heftige spirituele gevoelens bij mensen los. Ze vinden er troost of kanaliseren gevoelens van vrijheid en liefde. ‘
En zo is in de 21e eeuw de muziek zelf verheven tot eredienst. Een dienst die alleen thuis in de luie stoel gevierd kan worden. Of in de kerk, maar dan louter nog als stemmige concertzaal.
[KADER: LUISTERTIPS]
John Tavener. Akmatova requiem. BBC Symphony Orchestra. De Engelse Sir John Tavener verwierf wereldfaam toen zijn Song for Athene werd gespeeld op de begrafenis van prinses Diana. In zijn koorwerken combineert hij Byzantijnse kerkmuziek, met eenvoudige westerse melodieën en meerstemmigheid. De vele herhalingen en lang door klinkende tonen geven zijn muziek een meditatief karakter. Tavener stapte van het katholieke geloof over op de Russische-orthodoxe en gebruikt nu ook Islamitische elementen, wat hem in geloofskringen controversieel maakt. In zijn Akmatova requiem zet hij gedichten van deze Russische dichteres op muziek, een treurmis voor haar terechtgestelde echtgenoot, wat resulteert in bleke klaagzangen van sopranen, doorspekt met elementen van Russische folklore en een Russisch-orthodoxe mis.
Joep Franssens. Roaring Rotterdam, Harmony of the Spheres Part 1, Magnificat. Radio Philharmonisch Orkest. Franssens is niet verbonden aan een kerk of institutie, maar geïnspireerd door begrippen als de Nieuwe Tijd en de Kosmos. In zijn composities breekt hij met de rationele benadering van de 20e eeuwse hedendaagse klassieke muziek en zet daar een intuïtieve tegenover. Franssens wil simpele en directe muziek maken, en gebruikt elementen uit de renaissance tot de popmuziek. In Harmony of the Spheres zweeft de luisteraar weg van het snelle bestaan op golven van hoge, extreem lang aangehouden gezongen noten.
James MacMillan. St John Passion. London Symphony Orchestra. De Schotse katholiek is een van de succesvolste en meest uitgevoerde hedendaagse componisten. Hij put zowel uit Keltische volksmuziek als uit de Gregoriaanse liturgie, waarmee hij als katholiek jongetje opgroeide. Zijn versie van de Johannes Passie werd dit jaar onder grote belangstelling in het Concertgebouw uitgevoerd. Wat MacMillan gemeen heeft met de andere componisten van de God Squad is het contact zoeken met het publiek, waardoor hij schrijft in een toegankelijke stijl met minimalistische elementen. Deze paart hij aan romantiek en spektakel.
Arvo Pärt. Te Deum. Estonian Philharmonic Chamber Choir.
Na een tijd atonaal te hebben gewerkt, maakt de diep-religieuze en orthodoxe Est Pärt in de jaren 80 een totale ommezwaai. Hij stapt, zoals vriend en bewonderaar Steve Reich het noemde, uit de tijdgeest en omarmt een eigen minimalistische stijl, waarbij hij teruggrijpt op mooie tonen en de harmonieuze drieklank. In een zijn meest bekendste werken, het Te Deum, combineert hij eenvoudige Gregoriaanse koorzangen met een volle orkestklank.